Abstract
This report updates 'A first approach to deal with cumulative effects on birds and bats of offshore wind farms and other human activities in the Southern North Sea' (Leopold et al. 2014) in response to the '2030 Roadmap for Offshore Wind Energy' . In addition to assessing the wind farms that will be built in the period leading up to 2023, it also describes the construction schedule and locations for the offshore wind farms due for construction in the period leading up to 2030. The assignment includes the updating of seabird density maps for a total of ten seabird species (Table 2) using the approach from the Leopold et al. (2014) report, supplemented with survey data that have become available for the years 2013-2017. There are concerns for the selected species about the risks of collision (with offshore wind turbines) or habitat loss, which can affect the population (possibly significantly). Five of the ten selected seabird species are considered to be at particular risk of habitat loss; these five species are discussed in this report against the background of the planned roll-out of offshore wind until 2030.
The knowledge question to be addressed relates to the habitat loss that may occur for five seabird species (divers, i.e. Red-throated and Black-throated Divers (studied in conjunction), Northern Gannet, Sandwich Tern, Common Guillemot and Razorbill) as a result of the ongoing development of offshore wind farms in the southern and central North Sea, both in a national context (the Dutch EEZ or DCS: national scenario) and an international context (international scenario). Using the Relative Displacement Score from the extended Bradbury method as elaborated in Leopold et al. (2014), the step is made from affected seabirds to expected additional mortality as a result of habitat loss. These modelled mortalities are compared with the reference measure Potential Biological Removal (PBR).
Cumulatieve effecten van offshore wind parken: habitatverlies zeevogels
In dit rapport wordt een actualisering gegeven van “A first approach to deal with cumulative effects on birds and bats of offshore wind farms and other human activities in the Southern North Sea” (Leopold et al. 2014). De aanleiding ligt in het beschikbaar komen van de “Routekaart windenergie op zee 2030” 2. In aanvulling op de windparken die tot 2023 gebouwd worden, staan hierin ook de planning en locatie van de windparken op zee tot 2030. De opdracht omvat het vernieuwen van zeevogeldichtheidskaarten voor in totaal tien zeevogelsoorten (Tabel 2), waarbij gebruik gemaakt wordt van de methodiek uit het rapport van Leopold et al. (2014), aangevuld met nieuw beschikbaar gekomen monitoringsgegevens over de jaren 2013-2017. Voor de geselecteerde soorten bestaan zorgen over de risico’s van aanvaring (tegen offshore windturbines) of habitatverlies, die de populatie (significant) nadelig kunnen beïnvloeden. Onder de tien geselecteerde zeevogelsoorten zijn er vijf die geacht worden vooral een risico te ondervinden van habitatverlies; deze vijf soorten worden in deze rapportage besproken, tegen het licht van de geplande uitrol van wind op zee tot 2030.
De te beantwoorden kennisvraag draait om het habitatverlies dat voor vijf zeevogelsoorten (duikers, te weten Roodkeel- en Parelduikers (samen genomen), Jan-van-Gent, Grote Stern, Zeekoet en Alk) kan optreden als gevolg van de voortgaande ontwikkeling van offshore windmolenparken in de Zuidelijke en Centrale Noordzee, in zowel een nationale context (Nederlandse EEZ oftewel NCP: Nationaal scenario) als een internationale context (Internationaal scenario). Met behulp van de Relative Displacement Score, afkomstig uit de extended-Bradbury method zoals uitgewerkt in Leopold et al. (2014), wordt de stap gezet van beïnvloede zeevogels naar verwachte additionele mortaliteit als gevolg van habitatverlies. Deze gemodelleerde sterftes worden afgezet tegen het referentiepunt Potential Biological Removal (PBR).